zondag 6 november 2011

Raar verhaal

Afgelopen week iets raars meegemaakt in de ‘T’. Zoals eerder in mijn blogs beschreven, is het erg leuk om in de ‘T’ te zitten en mensen te bekijken. De ‘T’ is dus die trolley en de metro die ik dagelijks neem om van mijn huis naar school te kunnen. Afgelopen donderdag stapte ik in om weer naar huis te gaan en naast me zat een donker klein meisje van ongeveer drie jaar en een jongetje, ik schatte hem ongeveer zes of zeven jaar. Het jongetje zat naast haar op het bankje en hield een buggy vast waarin een jongetje van nog geen twee jaar zat. Zo te zien twee broertjes en hun zusje. Ze hadden alle drie een donut in de hand en zaten deze keurig op te smikkelen of op te sabbelen, liever gezegd. Naast hen stond een dikke Afrikaanse-Amerikaanse griet enorm te stuiteren. Ik denk dat ze net begin twintig is. Ze had haar koptelefoon op en stond één of ander rapliedje mee te ‘rappen’. Daarbij danste ze ook. Ik denk dat zij de oppas was van deze kinderen. Daarnaast stond zij enorm te bellen met iemand tijdens haar liedje. Dit alles zonder enige gêne. Ik kan niet eens bellen en typen te gelijk, laat staan dan ook nog keiharde muziek te luisteren en met mijn moeder te telefoneren. Totaal onbegrijpelijk voor mij.
De kleinste in de buggy liet steeds zijn donut vallen, deze kwam dan op zijn schoot terecht. Zijn hele broek was vet en zat onder de suiker, maar ach, het is een klein kind. De trol met haar koptelefoon op bukte zich voorover om haar monstrueuze hoofd in de buggy te stoppen en siste dan: “Als jij dat ding nog een keer laat vallen, dan zwaait er wat!”. Het jongetje kromp ineen en sabbelde angstig verder. De trol stond weer op en danste en praatte weer verder. Ze had een enorme omvang en had ook niet door dat haar halve naad van achter open en bloot kwam te liggen als zij bukte. De mensen om mij heen keken een beetje verbaasd maar gingen weer verder in hun krantje of boek. Ook ik probeerde niet op deze dame te letten maar dat lukte me niet helemaal, want die trol stond te lachen, rappen, schelden, schreeuwen en te praten maar het leek erop alsof ze dit in het luchtledige deed. Dat doen meer mensen met zo’n telefoontje in hun oor en ik denk altijd dat ze gek zijn geworden. Ze lette totaal niet op deze kinderen en deze gaven, waarschijnlijk uit angst voor haar, geen kick. Het was heel duidelijk wat haar rol was en ze waarschuwde, tussen haar gesprek en muziek door, deze kinderen op een verschrikkelijke dominante wijze. Ze kneep ze ook in de bovenarm en alle drie moesten ze eraan geloven. Er kwam geen enkel fatsoenlijk en aardig woord uit die grot van haar.
Er waren nog drie haltes te gaan voordat deze tram bij zijn eindpunt is en ik moet dan overstappen op de trolley. In ene roept de trol dat ze even iets moest gaan doen en dat de kinderen maar goed moesten opletten. Zei ze dit nou echt tegen die kinderen? Dat ze weg moest? Liet ze ze dan alleen in die tram? Binnen een zucht was zij verdwenen en ik zat, net zo verbaasd als deze drie kleine kinderen, naar een weglopende dikke kont te kijken. Ook andere passagiers keken met een frons naar dit schouwspel. Daar zaten ze dan, drie kleine kinderen alleen in de tram. Ik wist niet wat me overkwam. De jongste in de buggy begon haar te roepen: “Where is Monai? Where is Monai?” Toen ik naast me keek, brak mijn hart. Het mooie, lieve en donkere gezichtje van het meisje keek me met enorm betraande ogen aan en zei: “Monai gone?”. Ze bleef me heel lang aankijken en de tranen rolden over haar wangen en ze maakte daarbij geen geluid. Ze snikte ook. Ik zag gelijk aan dit meisje dat ze absoluut niet hardop mocht huilen, dat is er waarschijnlijk wel uitgepraat of uitgeschreeuwd, denk ik.
Toen kwam het moment dat het kleine meisje haar handje op mijn arm legde en dicht tegen me aan kwam zitten en ik voelde haar angst. Ik werd er verdrietig van en ik was ook met stomheid geslagen. Monai (hoe kom je op zo’n naam) was de tram uitgestapt en ik keek om mij heen en gelukkig was er een vrouw die ook alles had gezien en op me af kwam lopen. Beide troosten we de kinderen en vroegen waar hun moeder of vader was. Daar reageerden ze in eerste instantie niet op. De tram kwam aan in Ashmont, de laatste halte en ik speurde al naar buiten of ik een politie zag, misschien konden die dan helpen. Uit het niets verscheen er een vrouw van rond de 40 jaar met een baby op de arm. Ik kon gelijk zien dat er iets niet klopte aan deze dame en ze had een gebit als een oud vervallen kerkhof. Ze zat schijnbaar verderop in de coupé en ook zij liep met een mobile telefoon tussen haar oor en schouder. Haar uiterlijk was grijs en grauw en een heerlijke alcohollucht kwam onze richting op. Ze riep de kinderen op een harde toon naar zich toe en ze zag dat het meisje mij nog steeds aan de hand vasthield. “O dat doet ze nou altijd, ze begint gelijk te janken als er mensen weglopen. Let er maar niet op hoor, dit hoort gewoon bij het opgroeien.”
Ik was ten eerste vreselijk kwaad op die oude heks en ergens ook opgelucht omdat er iemand was voor die kinderen. Het vreemde was ook dat ze verder geen woord zei over dat haar kleine meisje hand in hand stond met een wildvreemde Hollandse jongen. De aardige mevrouw die mij ten hulp schoot bleef gelukkig bij me en ging met deze ‘moeder’ in discussie. Ik aaide het kleine meisje en jongetje even over de krullenbol en ik stapte verbaasd en verdrietig de tram uit en hoorde de woorden ‘onverantwoord’ en ‘hoe kunt u dit doen’ vallen. Ik keek nog één keer achterom en zag het meisje mij aankijken. Ik zag heel veel pijn en verdriet in die mooie bruine oogjes. Het is daar duidelijk niet pluis in dat huishouden. Ik voelde me naar.
De trolley van Mattapan naar Ashmont
Trolley op weg naar Ashmont

Geen opmerkingen:

Een reactie posten